Via Achtergrondinformatie allerlei info over de Bollenstreek (geografisch, historisch, maatschappelijk e.d.)      Ga bij problemen naar PROBLEMEN

                                             de Witte Zwaan

Op een kaart, welke via de link Kaart Lisse te zien is, staan 45 gebouwen / kastelen / boerderijen op een plattegrond van Lisse. Van die objecten komen er diverse in deze website aan de orde zoals op deze pagina de Witte zwaan.

Naar   Afbeeldingen van de Witte Zwaan

Het logement De Witte Zwaan en zijn bewoners in de periode 1544-1709

Door R.J. Pex 

Deze artikelenreeks beoogt een beknopt overzicht te geven van de geschiedenis van De Witte Zwaan vanaf 1544 tot de sloop in 1971: bijna 430 jaar geschiedenis dus. Er heeft zich in deze periode op dit plekje van Lisse heel wat afgespeeld. Dat betreft natuurlijk niet alleen het pand zelf, maar ook de bewoners ervan. Meer nog dan in onze tijd konden ze getroffen worden door ziektes die de dood als gevolg hadden, de kindersterfte was hoog en minstens één keer in zijn geschiedenis (namelijk in 1713) is de herberg getroffen door brand. Dit laatste was in vroeger tijden nog eens extra betreurenswaardig, daar mensen hier niet voor verzekerd waren, zoals tegenwoordig. Je was dan gewoon alles kwijt en je kon dus weer helemaal opnieuw beginnen.

De Witte Zwaan was ook – meer dan elders in het dorp – een plek waar mensen elkaar ontmoetten voor vergaderingen of gewoon om nieuwtjes uit te wisselen: een sociaal-cultureel trefpunt dus. Bovendien fungeerde De Witte Zwaan ook als rechthuis en had de logementhouder er dus nog een baantje bij, namelijk die van gerechtsbode. Tenslotte zijn in de Zwaan nog diverse verenigingen opgericht.

Gerrit Jacobsz. en de familie Van der Codden

Reeds in 1544 bevond zich op de plek waar we in later tijden De Witte Zwaan tegenkomen, een huisje, dat op dat moment van Gerrit Jacobsz. is. Of het toen al fungeerde als herberg is de vraag. Vlakbij bevond zich bovendien al een herberg, namelijk op de hoek van de Heereweg en de Achterweg, in oude akten ook wel de “herberg aan’t kerkhof” genoemd. En meer noordelijk, ter plaatse waar zich tegenwoordig sigarenwinkel De Bruin bevindt, was de herberg “Het Rode Hart (Hert) onder den groenen Eik” gevestigd. Werd onder die groene eik soms recht gesproken, zoals gebruikelijk was?

Later, in 1597, blijkt er wel degelijk sprake te zijn van een herberg. Het logement is dan in handen van Cornelis Kuyper (van der Codden). In laatstgenoemd jaar heeft men ten zijnen huize dansbal gehouden, wat streng verboden was. De baljuwsbode ging er dan ook op af, maar hij werd door Aelbert Dignumsz. de Roo hardhandig naar buiten gewerkt.  

Verkoop, 1680

Nu slaan we bijna een eeuw over. We bevinden ons dan in het jaar 1680. In dat jaar hebben de erfgenamen van Cornelis Willemsz. van der Codden “de witte Swan” verkocht aan Johannes van Bergum. Het ging hierbij echter om een gedeeltelijke overdracht. Een kwart van het bezit bleef namelijk in handen van de familie Van der Codden.

Van Bergum was gehuwd met Maria van der Maarsche en woonde in Haarlem. Aldaar was hij lid van de vroedschap en hij was een welgesteld bierbrouwer. Misschien dat hij vanuit deze hoedanigheid reeds eerder, namelijk in 1672, een huis aan ’t Vierkant had gekocht waar bier werd getapt: op deze wijze kon hij gemakkelijk zijn bier kwijt. Ook in De Witte Zwaan werd natuurlijk heel wat van dit gerstenat verkocht. Op deze wijze werd Van Bergum eigenaar van een keten van herbergen, waar hij vervolgens zijn eigen bier aan de man kon brengen: slim bekeken dus. Hij was dus een voorloper van Heineken. Van Bergum woonde niet zelf als logementhouder in de Zwaan. Dat was vanaf circa 1680 Joris van den Bos. Met betrekking tot deze persoon staat in de archieven heel wat vermeld. 

Herbergier Joris van den Bos

Van den Bos was getrouwd met Anna Maartens en had twee kinderen, namelijk een dochter Anna (geboren omstreeks 1668) en een zoon Jan (geboren in 1675). In 1682 zijn deze nog zeer jong. In dat jaar is Joris getaxeerd ten behoeve van het zout- zeep-, heren- en redemptiegeld. Dit was een belasting over verbruikt zout en zeep, terwijl het herengeld werd geheven naar rato van het aantal personeelsleden dat in dienst was. Joris had op dat moment twee dienstboden in huis: een Quirientje en Floris Cornelisz. de Vlieger. Hij werd ingedeeld onder de tariefgroep die men de “Halve Kapitalisten” noemde: over het algemeen gegoede ambachtslieden. Onze Joris was dus redelijk welgesteld. Bovendien kwam daar enige jaren later nog een erfenis bovenop. 

De erfenis, 1686/87

Op 7 augustus 1686 verscheen voor schout Adriaen van Gorcum op diens buiten Berkhout “den E. Joannes Dankerts, konstig schilder”, ofwel kunstschilder. Hij woonde in Haarlem. Wat deed hij dan precies in Lisse? Welnu, in Lisse woonde een neef van hem, onze herbergier Joris van den Bos, en hij wilde hem tot zijn universeel erfgenaam benoemen. Vandaar dus zijn komst naar Lisse. Van den Bos hoefde de erfenis niet lang af te wachten, want reeds in hetzelfde jaar verwisselde de kunstschilder het tijdelijke met het eeuwige. Hij bleek enige goederen in Engeland nagelaten te hebben, waar neef Dankerts blijkbaar een soort tweede huis bezat. Nu had Dankerts in zijn testament geen executeurs benoemd. In zulke gevallen kon blijkbaar de bisschop van Canterbury tussenbeide komen, indien de nagelaten goederen zich natuurlijk ook in zijn bisdom bevonden. Daar Joris echter in de Nederlanden woonde ging dit recht over op “d’Eersame magistraten ende regtsprekers der Steede (!) Liss, in den Lande van Holland”. In een fraaie akte wordt de overdracht van dit recht nog eens plechtig in het Latijn bevestigd.

Of Van den Bos echt veel wijzer van deze erfenis is geworden, is niet bekend. We weten namelijk niet wat de erfenis precies behelsde. Hoogstwaarschijnlijk waren er ook goederen bij betrokken die gewoon in Holland lagen, zoals een huis met bijbehorende landerijen gelegen even buiten de stadsmuren van Haarlem. 

De geschiedenis van Anna van den Bos, 1688-1694

De jaren na 1688 zijn om meerdere redenen voor Joris en zijn gezin moeilijk geweest. Zo bleek al gauw dat zijn dochter Anna aan de haak geslagen was door Jan Meijnardse “geseijt Jan Kroes”.  Hij werd door verscheidene dorpsgenoten beticht als een “kaarl (kerel) van een los, roukenloos (roekeloos) ende ongebonden leven” en hij zou zelfs met “verscheijde vrouwspersonen van een kwaat gerugt”  omgang hebben, zo werd beweert. Jan Kroes trachtte dan ook de relatie met Anna zoveel mogelijk voor de ouders verborgen te houden. Echter Floris Cornelisse de Vlieger, die samen met een Quirientje in dienst was bij Joris van den Bos in “De Swan”, kreeg al gauw lucht van de relatie van Anna met de losbol Jan Kroes. Laatstgenoemde had daarop Floris en Quirientje bedreigd. Indien zij met het nieuws naar de ouders van Anna gingen, zou “hij Jan Meijnardse hem deposant, ofte de voornoemde  quiryntje (…) den Bek open ende de kleederen van’t Lijf (...) snijden”. Vanwege dit laatste achtten Floris en Quirien het beter om maar helemaal niets aan de ouders van Anna te vertellen.

Zomer 1689: Joris, onze herbergier, had inmiddels lucht gekregen van de hele affaire met zijn dochter. Daar Anna haar gedoodverfde vriend kennelijk vaak ontmoette op weg naar school (wachtte hij haar ergens op?), besloot Joris zijn dochter zelf naar school te brengen. Gaat Anna op 21-jarige leeftijd nog naar school ? Op een dag in de zomer van bovengenoemd jaar, toen Van den Bos zijn dochter “had uyt den huys ter schole bestelt” was Jan Kroes op bezoek bij Cornelia Claasdr. van Parlevliet. Jan Kroes was “geheel misnoegt”  en trok zich “het voorszegde schoolleggen” erg aan. Wat moest hij nu? Stel dat Anna met iemand anders zou trouwen? En met “groote hevigheijt” dreigde hij dan ook “dat soo de voornoemde Anna van den Bos tot eenigen tijde met ymand anders kwam te trouwen, hij Jan Meijnardse den gene die haar getrout mogt hebben het leven soude benemen”. Onze charlatan moet wel diep gefrustreerd zijn geweest (en daarnaast ook wel wat bezitterig). Nog in 1690 was Kroes bij Adriaan Mathijse van den Berg te Amsterdam geweest. Daar had hij onder meer “geseijt, dat hij na haar (Anna van den Bos) niet meer soude sien, maar wagten tot datse kwam te trouwen, ende dat hij alsdan haar eerst soude aanranden, ende soo de man voor haar wilde spreken, gesworen had, dat hij de Man in riemen soude snijden”. We kunnen ons voorstellen dat de angst er bij zowel Anna als haar ouders diep in zat.

Eerlijk en betrouwbaar

Inmiddels was al duidelijk met wie Anna binnenkort zou gaan huwen, namelijk met Abraham Jacobse Kok, vlasser van beroep. Veel minder begiftigd weliswaar met het aardse slijk, maar tenminste een eerlijke en betrouwbare echtgenoot. En daar ging het in deze toch maar om. In mei 1692 traden ze in het huwelijk. Anna kreeg een zeer rijke uitzet mee. Helaas, het huwelijk heeft niet lang geduurd. Slechts zo’n kleine vijf maanden later is Abraham begraven. We lezen in het rooms-katholiek begrafenisregister: “Abraham Jacobsz. obiit 9 octob.” (1692). Had Jan Kroes zijn woorden waargemaakt, waarmee hij ruim anderhalf jaar geleden had beweerd dat hij degene met wie Anna in het huwelijk zou treden “in riemen” zou snijden? Hoe dan ook, het moet wel een bijzonder onplezierige tijd zijn geweest voor de familie Van den Bos. 

Fraude!

Jarenlang bleef “d’eersame” Joris van den Bos een eenvoudige, eerlijke herbergier, die gewoon, net als iedereen, met hard werken de kost moest zien te verdienen. Een eenvoudige, eerlijke herbergier?

Al gauw gingen er roddels in het kleine dorpje Lisse rond. Van den Bos had fraude gepleegd! Zo zou hij op 23 augustus 1689 vijf vaten bier besteld hebben bij Cornelis Hugens van der Kluft, biersteker van beroep, maar aan de belastingpachter Maarten van’t Hoog slechts vijf halve vaten opgegeven hebben. Dat liet Joris niet zomaar over zijn kant gaan. Hij liet op 23 november van hetzelfde jaar een getuigeverklaring afleggen bij de secretaris Jacob van Dorp. Op die datum verschenen voor laatstgenoemde, Cornelis Hugens van der Kluft, Willem Hugense van Velsen, Gerrit Franse, Jannetje Adriaens Doorneveld en Jannetje Willems. Willem Hugense verklaarde pertinent dat hij op 23 augustus 1689 ’s morgens ten huize van Maarten van’t Hoog, belastingpachter “van de Bieren over Lisse”, vijf halve vaten bier had aangegeven die alle voor Joris van den Bos bestemd waren. Vervolgens zou hij samen met de eerste “deposant”, Cornelis Hugense, drie halve vaten bij Joris van den Bos “in de kelder gewerkt hebben”, waarna de twee resterende vaten later op de dag zijn bezorgd. Twee deurwaarders en de ontvanger van de belastinggelden, Maarten van’t Hoog, zouden zelfs de vaten gepeild hebben! Dat peilen hield vermoedelijk in dat de vaten bier op inhoud gecontroleerd werden, teneinde te bepalen of er inderdaad zoveel bier was besteld als opgegeven bij de belastingpachter of “collecteur”. Ze stelden vast dat Joris inderdaad vijf halve vaten bier had liggen in zijn kelder. 

Voorlopig zal Joris van den Bos wel buiten vervolging zijn gebleven met deze verklaring. Doch reeds verzamelden zich donkere wolken boven het hoofd van onze herbergier. In 1702 zou hij tenslotte voor de tweede maal betrapt worden “op fraude” door een van zijn eigen dorpsgenoten. Toen kwam hij er minder goed vanaf... 

Nog meer aantijgingen, 1702

Dertien jaar later deden er opnieuw verhalen de ronde over de hospes in De Witte Zwaan, Joris van den Bos. Op een kwade dag had Gerrit Willemse Oudshoorn ontdekt dat Van den Bos opnieuw de belasting ontdoken had. Hij zou hem zelfs hebben aangebracht bij de belastingpachters die over deze streek gingen. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje door het dorp en spoedig wist iedereen het. Er verscheen zelfs een liedje over, geschreven door enige fanatieke Lissenaren! Helaas is de inhoud van het liedje niet bekend, maar het kwam erop neer dat Gerrit Oudshoorn de hospes “had verklikt ende aen de Pagters (belastingpachters) aengebragt soude hebben”. Vreemd genoeg werd Oudshoorn hierdoor met de nek aangekeken. Het werd hem te warm onder de voeten en hij zag zich zelfs genoodzaakt uit Lisse te vertrekken, zijn vrouw en kinderen achterlatende, zodat die “onderstand”moesten krijgen van de diaconie. Een en ander zou zich in de winter van 1702 afgespeeld hebben. Heeft toen ook Joris van den Bos Lisse verlaten? In 1703 probeert hij zijn aandeel in De Witte Zwaan, gekocht op 9 maart 1698, te verkopen, waarin hij echter niet slaagde. In 1704 hield hij bovendien boelhuis op de Zwaan, wat hem zo’n f 400 opleverde en het jaar erop verkocht hij een perceel gelegen aan de Gracht aan korenmolenaar Lenard Willemse Oote voor f 1525. Er wordt dan reeds in de akte vermeld dat Van den Bos te Haarlem woonachtig was, waarschijnlijk in het huis dat even buiten de stadsmuren van Haarlem gelegen was en dat hij vermoedelijk had geërfd van zijn in 1686 overleden neef Johannes Dankerts. 

Insolvent, 1709

Van den Bos heeft nog een aantal jaren in zijn huis bij Haarlem gewoond, doch het ging kennelijk met hem financieel steeds verder bergafwaarts. Al spoedig kon hij ook de belastingen niet meer opbrengen. De schulden liepen dus op en in 1708 was Van den Bos insolvent. Dit hield in dat de schulden groter waren dan zijn vermogen. In zo’n geval moest er een curator worden benoemd. Dat werd op 19 december 1708 Hendrik Hardenberg. Hij heeft in 1709 een lijvige rekening laten opstellen. Er is heel wat verkocht. Allereerst is “den Opstal van een huysmans ofte Boere Woninge (...) staande even buyten de klijne houtpoort in de Poellaen”, in welk huis Joris van den Bos de laatste jaren woonde, verkocht voor f 455. Verder werd nog wat mest verkocht en een partij hooi. Bovendien was op 6 februari 1709 in Haarlem het aandeel dat Van den Bos had in “de herreberge” De Witte Zwaan verkocht aan Maria van der Maarsche, weduwe van Johan van Bergum, die het overige gedeelte van de herberg bezat. Opbrengst van deze veiling was f 500. Alle veilingen tezamen leverden zo’n f 1044 op, genoeg om de schulden mee af te lossen.  

De jaren na 1709

In de periode na 1709 komen we de naam van Joris van den Bos niet meer tegen in de Lisserse archieven. Ongetwijfeld is hij naar elders vertrokken, maar waarheen is onbekend. Hij lost dus na 1709 volkomen op in de mist. Zijn zoon Jan komen we nog wél een aantal malen tegen. Zo legt hij als inwoner van Lisse op 8 augustus 1713 getuigenis af over Pieter Colaert, eigenaar van Berkhout. Hij is dan achtendertig jaar oud en moet dus geboren zijn in 1675. In 1714 wordt Jan Jorisse van den Bos genoemd in verband met een aanstelling in de stille nachtwacht. De jongste vermelding dateert uit 1747, Jan is dan tweeënzeventig jaar oud en hij moet dus op vrij hoge leeftijd gestorven zijn.  

Conclusie

Aldus blijven er aangaande Joris van den Bos nog heel wat vragen over. Vanwaar zijn vertrek uit Lisse? Werd ook hem de grond te heet onder de voeten, nadat bekend was geworden dat hij fraude had gepleegd? En waarom ging het financieel zo snel bergafwaarts na die tijd? Waar is hij na 1709 gaan wonen? Allemaal vragen waar we vooralsnog geen antwoord op hebben kunnen vinden. 

Bronvermelding

-                      Nationaal Archief, Rechterlijk Archief Lisse, inv.nr. 10, 13, 30, 31, 62

-                      Gemeentearchief Haarlem, Oud Rechterlijk Archief, inv.nr. 90.67.

-                      Streekarchief Rijnlands-Midden, Notarieel Archief Alphen, inv.nr. 174.

-                      Gemeentearchief Lisse, inv.nr. 229. 

Gebruikte literatuur

A.M. Hulkenberg, ’t Roemwaard Lisse (tweede druk, Lisse 1998), pp. 40, 44.

----------------------------------------------------------------------------------------------

Het logement De Witte Zwaan en zijn bewoners in de periode na 1709 

,De Witte Zwaan' 400 jaar oude,ruyme, hegte en sterke huysinge' 

Door Arie in 't Veld 

In veel pennenvruchten die over de geschiedenis van Lisse gaan wordt vaak gesproken over het restaurant ,De Witte Zwaan'. Een oergezellige uitspanning die aan de rand van het dorpsplein 't Vierkant stond dat overigens nooit vierkant maar wel driehoekig was en is. Ongeveer op de plek waar nu een supermarkt is gevestigd. In De Witte Zwaan werd vertier gezocht en gevonden. Het was de herberg waar studenten uit Leiden wilde feesten vierden; waar men kon genieten van de kostelijke en beroemde schotels van baars die werd gevangen in het Haarlemmermeer; waar de postkoets van paarden verwisselde en waar schout en schepenen recht spraken en ook waar Vadertje Veldhorst prachtige verhalen vertelde.  

De Witte Zwaan was ook het etablissement waar menige Lisserse vereniging werd opgericht en al dan niet gebruik maakte van de sfeervolle vergaderlokalen en waar de bloembollenveiling Hobaho in 1921 voor het eerst bloembollen ging veilen. Kortom De Witte Zwaan nam een belangrijke plaats in het dorpsleven in. Maar belangrijk of niet: de herberg werd na zo'n vierhonderd jaar zowel letterlijk als figuurlijk in het middelpunt van Lisse gestaan te hebben, aan het begin van de zeventiger jaren afgelopen eeuw afgebroken. En hoe jammer men dat achteraf allemaal heeft gevonden bleek tijdens de viering van het 800-jarige bestaan van Lisse in 1998, toen speciaal vanwege het bereiken van deze mijlpaal de gevel van De Witte Zwaan compleet werd herbouwd... Maar ook toen weerklonk de zwanenzang, want na een half jaar werd de kunstige gevel opgedoekt, om elders goede sier te maken. Het leven en de tijd gaan door na 1709 en de concurrentie wordt zwaar. Lisse heeft bepaald geen tekort aan uitspanningen. “Het roode hart onder den groenen Eyck”diende zich aan. Verder herberg “Het wapen van Lis” (later de stopplaats van de postwagens) en de ,Couden Over' tastten de klandizie van De Witte Zwaan aan.  Onder het bewind van Cornelis Janse Onnosel gaat het op den duur hopeloos mis. In 1742 wordt het etablissement publiekelijk geveild en Hendrik van Leeuwen is de koper. Volgens de koopakte krijgt hij de beschikking over een ,ruyme, hegte en de sterke huysinge met eene groote en hegte koorn en saatsolder, twee peerdestalle, een koestal en een welbeplante tuyn'.  

Herbergier Onnosel ook Geregsbode

Onnosel had overigens genoeg omhanden, want hij was ook Geregtsbode en er viel het nodige te doen en te beleven in wat het rechthuis van Lisse was. Zoals de verkoop van insolvente boedels. Zo’n boedel was niet meer solvent doordat er schulden op rustten die hoger waren dan de waren van de goederen. Om nu te bepalen wie als eerste recht op de opbrengsten had, publiceerde de bode het voornemen tot de verkoop. De proclamatie werd dan voor het rechthuis van Lisse voorgelezen op het moment dat de kerken uitgingen en er dus veel mensen in de onmiddellijke omgeving op de been waren. Vervolgens werd de proclamatie ook opgeplakt op het publicatiebord bij het etablissement. 

Op 29 maart 1742 wordt De Witte Zwaan (weer) verkocht. Hendrik Cornelis Onnosel, zoon van de in 1740 overleden Cornelis Janse, verkoopt het eigendom aan Thomas de Vries “wonende onder den vrijdom van de Stad Haerlem, een Huys, Stallinge voor Paerden ende een Koestal, daar annex met de verdere Timmeragie me een Erve, ende kroften Lands daar agter aan, in desen Dorpe, sijnde een Herberge genaamd de Witte Swaan”. Een volgende eigenaar was Hermanus Blom uit Amsterdam die in Lisse wel bekend was omdat hij ook een tijdje eigenaar van het huis Ter Specke was geweest. De jaren gaan voort en De Witte Zwaan heeft zich ontwikkeld tot een herberg van standing. De rekeningen van het dorp worden er ter inzage gelegd en de schout en schepenen spreken er recht. Met goed weer buiten, als het regent binnen. Desondanks breekt een slechte tijd aan voor de herbergiers. De pinten en tinnen kroezen worden minder frequent gevuld en ook ruiters houden hun paard op de Heereweg niet meer in om het inwendige van man en paard te versterken. De herbergiers volgen elkaar snel op.   

Veldhorst

In 1806 staat Anthony van Keulen achter de tapkast en wordt korte tijd later opgevolgd door Jan Lemmers. De Witte Zwaan krijgt de wind weer in de zeilen. Het wordt een van de meest bezochte herbergen in de omgeving van Leiden. Het zijn vooral de studenten die er hun feesten en partijen beleggen. De eigenaar in 1810, Gerrit Veldhorst, is zelfs zo'n populaire waard, dat zij een lofdicht op hem schrijven. Wijlen A.M. Hulkenberg heeft uitgebreid over Veldhorst en het reguliere bezoek van de Leidse studenten geschreven in het boek ‘Lisse rommeling’.

                               

                                Leidse studenten aan het feesten. De Witte Zwaan was heel populair onder de studenten
                                omdat ze vaak bederfelijke resten mochten opeten zoals fazanten, varkensvlees en pasteien.                          
                                Bron : Lisse, Rommeling, A.M. Hulkenberg

In 1831 verkoopt Veldhorst het etablissement  met kolfbanen, koeien en paardenstallen voor welgeteld tweeduizend guldens aan Cornelis A. Bakhuyzen uit Leiden. Enkele jaren later is Veldhorst opnieuw eigenaar. Het vermoeden bestaat dat zijn tijdelijke afscheid heeft te maken met de dienstplicht en de “Belgische opstand”. 

Waranda

In 1845 verkoopt de roemruchte waard het etablissement definitief. De nieuwe eigenaar wordt Leonard Uljee waarvan wordt vermoed dat hij degene is die in 1846 de karakteristieke waranda liet bouwen. Leuk natuurlijk, maar burgemeester Eenhuis dacht daar anders over. Hij was fervent voorstanders van de trottoirs langs de Heereweg en het Vierkant. Al wandelende kreeg hij met de noodzaak om aan zijn wens invulling te geven te maken, want hij stootte op een gegeven moment neus aan de serre van de Witte Zwaan, die brutaal naar voren stond te staan. Geen trottoir te zien en dat vond de burgervader maar niks. Daar moest verandering in komen, maar hij had buiten de waard gerekend. Niet die van De Witte zwaan, maar in de vorm van de gemeenteraad van Lisse want die eiste dat de warande overeind bleef. “Deze waranda is het gezicht van het hotel,” aldus de gemeenteraad van Lisse die daarmee een streep door de rekening van de burgemeester rekening trok. Eenhuis heeft uiteindelijk toch nog zijn zin gekregen…….. maar dat kwam pas vele, vele jaren later aan de orde... 

Familie van Ruiten

In 1877 komt de herberg in het bezit van de rijtuigverhuurders A.J. van de Bom en Cornelisz Jongbloed, die de zaak datzelfde jaar doorverkopen aan de familie Van Ruiten. 42 Jaar zwaaien ze de horecascepter.



                                              Het logement de Zwaan te Lisse, 1834.
                            Geheel rechts aan de muur het bord waarop de aanplakbiljetten
                            met besluiten van het gemeentebestuur werden gehangen.
                                          Steendruk van L. Springer naar W. van Groenewoud.
                                          Regionaal Archief Leiden LPV 77714.
                     Uit: A.M. Hulkenberg, 't Roemwaard Lisse (Lisse, tweede druk 1998), p. 59
                                 Afbeelding afkomstig van collectie R.J. Pex te Lisse.

Een oude ansicht van omstreeks 1900 die ons duidelijk De Witte Zwaan laat zien.
Er was een hele hoop mensen aan komen lopen, wa
nt zo’n fotograaf was toch iets bijzonders!
Op de borden staat Inrij voor Rijwielen en Inrij voor Automobielen. Op de achtergrond de oude Hervormde Kerk.
De kaart is in de periode 1900-1905 uitgegeven door de weduwe C. v.d. Klugt.
Bron : collectie R.J. Pex te Lisse, tekst door R.J. Pex.


Bron : Facebook, Cultuur-Historische Vereniging Oud Lisse, Simon van Dijk
Toen heette de Wite Zwaan het Bondscafé.

        Het Vierkant waar zich een belangrijk deel van het dorpse leven afspeelde.
        Links de serre van De Witte Zwaan.
        Duidelijk is te zien dat er een wissel was op het Vierkant,
        de lijn tussen Haarlem en Leiden was namelijk éénsporig.
        
De stoomtram wacht op zijn tegenligger.

        Zeldzame ansicht uit circa 1900 - 1910.   
       
De kaart is uitgegeven door H. Verwoerd te Lisse
        Bron : collectie R.J. Pex te Lisse, tekst door R.J. Pex.

Een kaart van het Vierkant met links de Witte Zwaan en de oude Hervormde Kerk.
De kaart is rond 1905 uitgegeven door J.P. Nauta uit Velsen en afkomstig uit de collectie van Nico de Jong.
Op www.inoudeansichten.nl zijn nog veel meer oude ansichten van hem en anderen te bewonderen.

In 1921 gaat het driemanschap, Homan, Bader en Hogewoning de herberg gebruiken als bloembollenveiling. Op 21 april van dat jaar wordt de eerste bollenveiling in het etablissement gehouden. De Hobaho breidde echter uit en verhuisde naar de Haven. De familie Hekkers liet De Witte Zwaan zijn vleugels weer uitslaan. De herberg van weleer werd omgetoverd in een nette gelegenheid waar de heren van de sociëteit zich in gepaste stijl onderhielden achter de vergadertafel. In de oorlogsjaren werd de uitspanning gepacht door de familie van Duinen en in latere jaren was Cornelia van Haasteren eigenaar van zowel het etablissement als de achtergelegen bioscoop. 

Waar is de Zwaan ?

De Witte Zwaan en ook de bioscoop (het Luxor theater) hadden echter hun langste tijd gehad. De eigenaren moesten steeds grotere bedragen gaan besteden aan herstel van het interieur. De familie van der Ploeg ondernam vanaf 1969 de laatste ultieme pogingen om het restaurant en de zalenaccommodatie te behouden. Tevergeefs.  Een teleurgestelde Van der Ploeg indertijd tegen een plaatselijk journalist: “We hebben dag en nacht gewerkt om er iets behoorlijks van te maken, maar steeds weer opnieuw komen we voor zeer hoge onderhoudskosten en het is economisch gezien niet meer verantwoord om nog geld in de Witte Zwaan te steken.” Op 26 februari 1971 was het definitief gebeurd. De Witte Zwaan zong zijn zwanenzang en er is niets meer (de zwaan schijnt nog ergens te zijn) dat nog aan die roemruchte tijd herinnert.....


Volgens Erik Vergunst / Rob Pex staat er op de witte borden ''Ingang voor Rijwielen'' en ''Ingang voor Automobielen'',
maar het is moeilijk te lezen. Rechts onderaan lezen we ''uitgegeven door A. Brijnen'', maar dat moet A. Bruijnen zijn,
die meer kaarten uitgaf rond 1900-1910.
Bron : collectie R.J. Pex te Lisse, tekst door R.J. Pex.


Op deze ansicht zien we links de serre van de Witte Zwaan en rechts een wit huis met vier ramen.
Dit is de boerderij van Vreeburg, die in 1913 is gesloopt om plaats te maken voor winkelpanden.
We kunnen mede daardoor de ansicht dateren tussen 1905 en 1913.
Bron : collectie R.J. Pex te Lisse, tekst door R.J. Pex.

,,


                                         Bron : collectie R.J. Pex te Lisse


Deze ansicht is genomen in oktober 1962.
Nog geen tien jaar later werd de Zwaan gesloopt (1971) om plaats te maken voor een (slecht bezocht) parkeerterrein. Bij opgravingen kwamen ter plaatse van het huis dat we op de ansicht naast de Witte Zwaan zien staan, de oudste bewoningssporen van Lisse-dorp aan het licht, waardoor we kunnen zeggen dat hier omstreeks 1200 al bewoning was. Bron : collectie R.J. Pex te Lisse, tekst door R.J. Pex.


Blik op het Vierkant met links de serre van De Witte Zwaan, oktober 1962.
Uitgever is boekhandel L.M. van Rooy.
Bron : collectie R.J. Pex te Lisse, tekst door R.J. Pex.       


Deze ansicht laat de Witte Zwaan zien aan de linkerzijde met rechts daarvan een autobus van de NZHVM, later NZH.
Deze had vlakbij de Witte Zwaan, namelijk bij sigarenwinkel De Bruin, jarenlang een halte.
De kaart moet van omstreeks het begin van de jaren vijftig dateren,
daar de bovenleiding van de electrische tram reeds was verwijderd en de rails ook niet meer aanwezig zijn.
De Blauwe Tram reed voor het laatst in 1949.
De uitgever van deze kaart is Boekhandel De Volharding.
Bron : collectie R.J. Pex te Lisse, tekst door R.J. Pex.

                        
Achter de “Witte Zwaan” was het Luxor Theater, de bioscoop van Lisse met ongeveer 250 zitplaatsen.
Men mocht er alleen maar films van C - en D - kwaliteit draaien.
Toch vond ik de Wildwest-films met cowboys en Indianen schitterend, daar wilde ik elke zondag wel naar toe.
En dat lukt meestal wel, als ik maar lang genoeg zeurde.

                    

                      Beide foto's van de bioscoop zijn afkomstig van de site van Jan van Rooyen
                         http://www.lisseinbeeld.nl/ uit het album ''Lisse hoe het ooit was''.
 

Terug naar Geschiedenis van Lisse.

Naar boven

                                                                                                    
                                          

free web stats
.-.